Links niet altijd vies van arbeidsdwang
Het valt op hoe relatief weinig interesse socialistische organisaties tonen in de opbloeiende werklozenstrijd tegen dwangarbeid. Meer gevestigde, sociaal-democratische partijen en bonden tonen nu weliswaar mondjesmaat solidariteit, maar ze zijn geen van allen principieel gekant tegen dwangarbeid, laat staan tegen het meer algemene dwingen van mensen tot loonslavernij. Iedereen de werkvloer op, hebben linksen bijna altijd gezegd, want daar zou de macht liggen. Macht om de scherpe kantjes van het kapitalisme af te vijlen volgens de sociaal-democraten, macht om de productiemiddelen over te nemen en revolutie te maken volgens revolutionair links. Door de geschiedenis heen hebben mensen aan de onderkant van de samenleving echter steeds laten zien niet veel op te hebben met dat ophemelen van loonarbeid door organisaties die zeggen voor hen op te komen en namens hen te spreken.
This text in English |
Het kapitalisme heeft altijd dwang nodig gehad om mensen aan de loonarbeid te krijgen en te houden. Die arbeidsdwang begon meteen vanaf het moment dat de mensen met geweld van hun productiemiddelen en land gescheiden werden. Zo probeerden overheden in de zestiende eeuw al ‘landlopers’ en andere ‘werklozen’ via onder meer werkhuizen te drillen tot gedisciplineerde werkers. Die stribbelden vanzelfsprekend individueel en collectief tegen, en daarmee begon het gevecht rond de loonarbeid dat zal voortduren tot het kapitalisme uiteindelijk door ons opgeheven is.
Lange tijd werkten arbeiders slechts drie, vier dagen per week, totdat ze voldoende geld hadden om de rest van de week door te komen. Bazen verlaagden daarop soms de lonen om hen te dwingen meer te werken. De arbeiders gingen dan op hun beurt bijvoorbeeld weer langzamer werken, en zo ging dat door. Om hun controle over de arbeid te vergroten begonnen bazen hun ‘werknemers’ bij elkaar te zetten in fabrieken, en om hun werktempo beter te kunnen reguleren lieten ze steeds grotere machines bouwen waaraan de arbeiders gekluisterd werden. Arbeidersverzet bracht zo de industriële revolutie teweeg.
Aan het begin van de twintigste eeuw kwam de Amerikaanse ingenieur Frederick Taylor op de proppen met zijn “scientific management” waarmee hij die voortdurende machtsstrijd voor eens en altijd in het voordeel van de bazen hoopte te beslissen. Kern van zijn programma was het heel precies onderzoeken van productieprocessen om ze te kunnen “rationaliseren” en dan vastleggen in machines, zoals lopende banden. Iedere arbeider hield dan slechts een heel beperkte, nauwkeurig omschreven taak over, en werd dus gereduceerd tot een radertje in de machine. Een radertje zonder kennis over het hele productieproces en dus bijna zonder macht om dat proces nog te kunnen beïnvloeden. Die macht kwam te liggen bij een kleine klasse van bevoordeelde technici. Arbeiders werden uit elkaar gezet, mochten niet praten en wie niet hard of precies genoeg werkte viel al snel op. Zo probeerde het taylorisme iedere arbeidersmacht in de fabriek tegen te gaan, en sommige bedrijven, zoals Ford, gingen ertoe over om de arbeiders ook thuis te controleren op een gezonde leefstijl zodat ze optimaal konden functioneren. Met dit aspect van het fordisme begon feitelijk de fabriekssamenleving, waarbij iedereen en alles in het teken van de productie staat. Andere waarden werden meer en meer irrelevant geacht.
Links productivisme
Al vanaf het begin van de arbeidsdwang waren er progressieve en linkse intellectuelen en militanten die zich – tegen de dagelijkse strijdbeleving van veel arbeiders in – voorstander toonden van de werkhuizen en later de fabrieken. In de fabrieken werd immers de productie flink opgevoerd en die leken zo de droom van voldoende welvaart voor iedereen werkelijkheid te kunnen maken. Sommige progressieven en linksen wilden de dagelijkse ellende van de arbeiders in de fabrieken simpelweg niet waarnemen. Anderen wisten er wel degelijk van, maar meenden dat de fabriek nu eenmaal een noodzakelijke opofferingsfase was bij de opbouw van een nieuwe wereld. George Danton, een van de leiders van de Franse revolutie, droomde al van Parijs als één grote fabriek. En via die fabrieken zou het kapitalisme ook bijdragen aan de ontwikkeling van een nieuwe gedisciplineerd levende en werkende arbeider, die uiteindelijk de macht over de samenleving zou overnemen, meende Karl Marx.
Rusland, 1917. Na tientallen jaren van strijd hadden Russische arbeiders uiteindelijk hun bedrijven en fabrieken overgenomen. Het werktempo ging flink omlaag, lonen werden gelijkgetrokken en veel arbeiders verlieten in het revolutionaire gewoel hun fabrieken op zoek naar een beter leven elders. Dat gebrek aan discipline en arbeidsethos was volgens de nieuwe machthebbers, de bolsjevieken, het gevolg van het falen van het Russische kapitalisme. Hun communistische revolutie had een gedisciplineerde, hard werkende arbeidersklasse nodig, vonden ze, een “revolutionair subject” dat de hervormingen zou voortstuwen en welvaart en “vooruitgang” zou produceren. Maar die klasse dreigde als sneeuw voor de zon te verdwijnen, en daarom besloot men al snel om het kapitalisme en de arbeidsdwang opnieuw in te voeren. Al in 1918 hield partijleider Lenin een pleidooi voor de invoering van tayloristische methoden, “om het volk te leren werken”. Er moest in de fabrieken “een ijzeren discipline” gaan heersen, meende zijn rechterhand Leon Trotski, die sprak van “een militarisering van de arbeid”. Wie harder werkte zou meer gaan verdienen, en hoger opgeleide technici kregen de macht over de fabrieken terug. Er kwamen langere werkdagen, veel vrije dagen werden afgeschaft en alle arbeiders kregen een speciale pas waarin stond wat precies hun taken waren. Ook werden er speciale shocktroepen opgezet: groepen militante arbeiders die naar allerlei fabrieken werden gestuurd om daar hun collega’s op te jutten om harder te werken. Daarnaast werd er “socialistische wedijver” tussen de fabrieken en individuele arbeiders ingevoerd, waarbij de arbeiders gelauwerd werden die het meeste produceerden, zoals bijvoorbeeld de beroemde ‘modelarbeider’ Aleksej Stachanov. De bolsjevieken stelden zich feitelijk op als een ondernemerspartij die de arbeiders van de eerste arbeidersstaat zo snel mogelijk wilden disciplineren, tot aanhangsels van ‘hun’ machines wilde maken.
De maatregelen werkten echter nauwelijks. Hoe meer repressie er kwam, hoe lager de productie werd, en hoe meer er verzuimd werd bijvoorbeeld. De individuele en collectieve strijd tegen het onderdrukkende fabrieksregime werd na de revolutie gewoon voortgezet, via onder meer sabotage en langzaam werken. De productie was in 1920 nog steeds maar dertien procent van die van voor de Eerste Wereldoorlog. De meeste arbeiders moesten niets hebben van Stachanov, en hardwerkende collega’s die onderscheiden werden als “helden van de arbeid” kregen geen hand meer. Sommigen werden zelfs afgetuigd of vermoord. De bolsjevieken noemden de recalcitrante arbeiders “achterlijk” en ondernamen pogingen om de hele samenleving te tayloriseren om hen blijvend “op te voeden”.
Fascisme
Ook toen het gekozen Front Populaire van voornamelijk communisten en sociaal-democraten aan de macht was in Frankrijk, van 1936 tot 1938, stond het productivisme voorop. De linkse regering introduceerde allemaal nieuwigheden die we nu in Europa normaal vinden, zoals betaalde vakanties, werkloosheidsuitkeringen, leefbare lonen en een vrij weekeinde door de veertigurige werkweek. Maar de fabrieksregimes bleven hetzelfde. Sterker nog, men vroeg de arbeiders om in ruil voor de vernieuwingen zelfs harder te werken. Er kwam oorlog aan met het fascistische Duitsland en er moesten snel veel tanks en vliegtuigen worden gebouwd. Maar veel arbeiders zagen hun eigen fabrieksregimes ook als fascistisch, met voormannen die ze als “bewakers” omschreven en die daadwerkelijk ook vaak fascisten waren. Bij de poort houdt de democratie op, wisten veel arbeiders. Het maakte hen niets uit wie uiteindelijk de eigenaren van de fabrieken waren: de kapitalisten, de staat of zelfs links.
Wat de staat ook probeerde, de arbeiders gingen niet harder werken. Integendeel, de productie ging keihard omlaag. Het aantal productie-uren voor één vliegtuig ging bijvoorbeeld omhoog van 18 naar 40 duizend. In de bouw kostte een bepaald project dat op 78 duizend uur geschat werd ineens 264 duizend uur om te voltooien. Er brak een ware guerrilla tegen de loonarbeid los. Arbeiders meldden zich veelvuldig ziek, maakten handig gebruik van de nieuwe uitkeringen, of kwamen laat of helemaal niet op het werk. Er werd ook massaal gesaboteerd, gestolen, gestaakt, en langzaam, ongedisciplineerd en niet volgens voorschriften gewerkt. De arbeiders haatten de vieze, luidruchtige en dictatoriale stinkfabrieken met hun betekenisloze werk, en begonnen, toen de kans zich voordeed, dus massaal minder te werken. Door veel werk te laten liggen, zorgden ze er ook nog eens voor dat de bazen hun werkloze collega’s moesten aannemen. Zo kregen ook die een leefbaar inkomen. Want het waren wel de crisisjaren, en de arbeiders wilden niet zozeer werken als wel een baan en een vast inkomen hebben. Arbeiders die op tijd bleven komen en hard bleven werken, kregen daarom vaak te maken met fysiek geweld van collega’s.
Er werd veel gestaakt, onder meer voor langere lunches, hogere lonen, het behoud van vrije dagen, mooiere kleding en kleedkamers, en tegen overwerk en werktempoversnellingen. Vaak werden bedrijven daarbij bezet, en arbeiders gaven aan dat ze nog nooit zo gelukkig waren geweest: niet langer ieder voor zich gekluisterd aan hun machine konden ze vrij rondlopen, elkaar spreken, lachen, zingen en liefdesrelaties met elkaar aangaan.
Anders dan vaak gedacht, ging het hierbij niet om arbeiders die vers van het land kwamen en maar niet konden wennen aan het strenge fabrieksregime, maar om doorgewinterde arbeiders waarvan de families al generaties lang in de stad woonden en die hun kans schoon zagen. De strijdbaarste arbeiders waren overigens meestal geen lid van de vakbond en toonden zich niet geïnteresseerd in politiek. De militanten van de partijen en vakbonden ergerden zich er groen en geel aan dat de arbeiders niet aan hun ideaalbeeld van loyale, harde werkers voldeden. Maar ze konden weinig beginnen tegen de arbeiders, van wie ze de steun nodig hadden binnen de bonden en bij verkiezingen. Daarom zetten ze ook, tevergeefs, vol in op de scholing en opvoeding in de ‘vrije tijd’. Pas toen een kleine ondernemerspartij, die meedeed aan het Front, afhaakte en er een nieuwe, rechtse regering kwam, werd het arbeidersverzet teruggedrongen en “de orde” in de fabrieken enigszins hersteld. Zonder een daadkrachtige staat die arbeiders tot loonarbeid kan dwingen bleek er nauwelijks een functionerend kapitalisme mogelijk te zijn.
Anarchisme
Tegelijk met het Front Populaire in Frankrijk, kreeg ook in Spanje links het voor het zeggen, althans in grote delen van het land. Veel huidige anarchisten hebben een vrij romantisch beeld van die periode, maar ook de anarchosyndicalisten, die een voorname rol speelden in het Vrije Spanje, hielden er een uiterst productivistische kijk op na. De linkse geschiedschrijving gaat, net als de officiële rechtse, meestal over wat belangrijke personen en organisaties vonden en deden. Maar de opvattingen van de vakbonden en arbeiderspartijen waren niet altijd die van degenen die ze zeiden te vertegenwoordigen, integendeel.
Neem Barcelona. Dat kende voor 1936 al een lange geschiedenis van arbeidersstrijd en bloedige fabrieksopstanden. Tegelijkertijd spraken veel vooraanstaande anarchosyndicalisten, net als de trotskisten en andere communisten, steeds vol bewondering over de verrichtingen van het taylorisme in andere landen, en vooral in het communistische Rusland. Ze waren verontwaardigd dat de Spaanse kapitalisten hun industrieën niet op die manier “vooruit” hielpen, en toen de kans zich voordeed in 1936 begonnen de anarchisten snel zelf met “rationaliseren” volgens de ideeën van Taylor.
Veel fabrieken die waren bezet door autonome arbeiderscollectieven werden snel gedwongen om samen te gaan in enorme conglomeraten. Er werden direct weer flinke salarisverschillen ingevoerd, en de macht werd aan allerhande managers en technocraten gegeven die meteen begonnen met het weer opvoeren van het werktempo. Er kwamen strenge regels en controles, het gehate stukloon werd weer ingevoerd, praten en zingen werd verboden, vakanties werden afgeschaft en soms werden overbodig geachte arbeiders ontslagen en naar het front gestuurd. Naar Russisch voorbeeld kwamen er ook shockbrigades die hun kameraden tot hogere productie moesten gaan opjagen. De anarchosyndicalisten zetten zelfs “concentratiekampen” en “opvoedingsklinieken” op, eveneens naar Russisch voorbeeld, om arbeiders die niet goed werkten, “parasieten” en “saboteurs”, te disciplineren. En verder werden er ook in Spanje arbeiderspasjes ingevoerd, en daarin kwam ook te staan hoe iemand zich gedroeg.
Naast repressie werden de arbeiders ook intensief blootgesteld aan arbeidspropaganda. Overal verschenen posters in de van Rusland bekende humorloze neo-realistische stijl, met afbeeldingen van blije, trotse en gezonde loonarbeiders, boeren en soldaten in mooie schone omgevingen: volkomen onrealistische en onpersoonlijke afbeeldingen. De anarchistische propaganda kon ook dreigend zijn: arbeiders die niet of onvoldoende hard werkten werden tot “lui” en “immoreel” bestempeld, en soms uitgemaakt voor “on-revolutionair” en zelfs “fascistisch”. Waarbij fascisten vanwege de burgeroorlog ter dood konden worden gebracht. Alles moest bij de arbeiders in dienst staan van de revolutie, en zelfs seks en kinderen krijgen werden nadrukkelijk afgeraden.
Bedrijfsartsen
Maar de arbeiders wilden, toen ze de bedrijven eenmaal hadden overgenomen, juist lekker gas terugnemen. Daar hadden ze immers jarenlang voor gevochten. Ze wezen de hernieuwde discipline en controle af. Arbeiders kwamen massaal veel te laat of helemaal niet opdagen, werkten langzamer, weigerden overwerk, werk op zaterdag en speciaal ‘vrijwilligerswerk’ vanwege de burgeroorlog. Er werd veel gestolen, gesaboteerd en gestaakt tegen onder meer het afpakken van feestdagen. In sommige fabrieken ging de productie met een derde omlaag, hoewel de lonen tweeënhalf keer hoger werden en er een derde extra personeel aangenomen was, vooral vroeger ontslagen militante collega’s.
Zoveel arbeiders meldden zich ziek, om ziektegeld te kunnen vangen, dat de controlerende bedrijfsartsen een heel belangrijke rol begonnen te spelen in het dagelijks leven van de arbeiders. Regelmatig werden die thuis, werkend in de tuin, aangetroffen. Men was immers niet tegen werk op zich, maar tegen loonarbeid en het daarmee gepaard gaande regime en verlies van autonomie en zelfrespect. Ook speelden groepen arbeiders regelmatig de anarchistische, trotskistische en communistische vakbonden tegen elkaar uit. Het ging hen niet om de ideologie, maar om de beste omstandigheden die de verschillende bonden in de door hen beheerste fabrieken boden. De meesten hadden geen zin om naar de propagandabijeenkomsten te komen, en de kleurige oproepaffiches werden massaal van de muren getrokken. Het verzet tegen de loonarbeid was niet formeel georganiseerd, bood geen alternatieven, maar wel een belangrijke boodschap: weg met de fabriek en arbeidsdwang.
Nieuwe fasen
Altijd en overal hebben arbeiders zich zo individueel en collectief verzet, ook al is die strijd niet altijd zichtbaar geweest voor buitenstaanders. Dat was zeker wel het geval bij de autonome beweging in Italië in de jaren zestig en zeventig, die zich vooral ook verzette tegen het tot fabriek maken van de hele samenleving, en in het Parijs van mei 1968 met z’n slogans als “nooit meer werken!”, “arbeiders aller landen, geniet!” en “forenzen, werken, forenzen, slapen…”. Op elke fase van verzet volgt een reactie van de bazen, hun technici en sociale ingenieurs om de mensen weer intensiever aan het werk te krijgen en houden, waarna er altijd weer verzet volgt. Na het “wetenschappelijk management” met zijn lopende banden heeft het kapitaal de laatste decennia meer en meer ingezet op individualisering en zelfsturing voor arbeiders. En de meest recente ontwikkelingen lijken erop te wijzen dat het kapitalisme ook steeds meer tracht onze ziel binnen te treden en onze wil van jongs af aan te kneden tot die van zelfondernemers die alleen nog maar denken in termen van werk, efficiëntie en geld verdienen. Maar de ziel stribbelt tegen, al was het alleen maar door overspannenheid die het werken onmogelijk maakt.
Via de projecten van organizing en militant onderzoek probeert Doorbraak nauw aan te sluiten bij de beleving van de arbeiders, de mensen aan de onderkant van de samenleving, de klasse waar we zelf ook deel van uitmaken. We willen uitgaan van hun en onze beleving en niet van abstracte analyses over arbeid en kapitaal. Veel linkse theoretici en critici zijn meegegaan en gaan nog steeds massaal mee in progressieve gedachtegangen die “vooruitgang” centraal stellen, in plaats van aandachtig te kijken en te luisteren naar de praktische kritieken van arbeiders die individueel of collectief tegenstribbelen tegen alle vormen van dwang die het kapitalisme hen altijd weer tracht op te leggen. We kunnen ook scherp kijken naar de eeuwige stroom aan maatregelen waarvan staat en kapitaal het kennelijk nodig acht om ze uit te vaardigen om werkende en werkloze arbeiders verder te disciplineren. Elke nieuwe maatregel is het bewijs dat de bestaande dwang in hun ogen onvoldoende werkt, dat er kennelijk nog tegengestribbeld wordt. We moeten die maatregelen bekritiseren en tegenwerken, net zoals alle andere dwang die uitgaat van machines, fabrieken, de organisatie van de arbeid en de hiërarchische bedrijfsstructuren die zich steeds verder uitspreiden over de hele samenleving. Weg met de top-down progressieven die naast de directeur zouden willen zitten, en die meedenken of adviseren over efficiëntie, ‘humanisering van de arbeid’ of hoeveel dwang nog acceptabel zou kunnen zijn.
Eric Krebbers
Naar mijn weten is er over dit type van anti-kapitalistische strijdanalyse in het Nederlandse taalgebied nog maar weinig verschenen. Voor het schrijven van dit noodzakelijkerwijs zeer beknopte en schematische artikel heb ik onder meer gebruik gemaakt van deze bronnen:
– “Arbeidsethos en arbeidersethos”, Gerard Snels, 1975-1976.
– “Lieben die ArbeiterInnen die Arbeit?”, Gilles Dauvé en Karl Nesic, 2002.
– “Taylor in Russland”, Angelika Ebbinghaus, 1975.
– “Workers against work”, Michael Seidman, 1990.
In feite wordt bijna iedereen gedwongen tot arbeid, behalve als je zelf over voldoende financiële middelen beschikt dat je niet hoeft te werken. En alle werk dat wettelijk is toegestaan is goed. Het op grote schaal slachten en mishandelen van dieren, het verkopen en produceren van tabak en alcohol, het verkopen en produceren van zoete troep aan kinderen, het verkopen en produceren van vette troep die je aderen dicht doen slibben, het verkopen van producten met behulp van “marketing”waar eigenschappen worden toegekend die deze producten niet bezitten, het verzwijgen van productie methoden met kinderarbeid, het verzwijgen van toevoegingen die giftige chemicalien bevatten, het met zwaar vergif bespuiten van landbouw producten………….talloze voorbeelden van normaal geaccepteerd en wettelijk legaal werk wat eerder een gevaar voor de mens is dan dat het toegevoegde waarde aan zijn welzijn heeft. En alles onder het mom van “economie”, het geld is vele malen belangrijker geworden dan menselijke normen en waarden. Het nieuws en de kranten staan er vol mee, en toch kiezen we steeds weer voor partijen die deze economie als het allerhoogste blijven promoten en werk als het allerhoogste ideaal blijven propageren. De aanbidding van deze economie heeft al geleid tot talloze wantoestanden en onmenselijke situaties waar veel mensen in terecht zijn gekomen. En toch roepen zij allen in koor, wij moeten de economie zoals die is ingericht weer stimuleren zodat mensen weer aan het werk kunnen en zaken produceren en verkopen die gevaarlijk zijn of waar niemand op zit te wachten. Het maakt niet uit wat je maakt of welke onzinnige dienst je verkoopt, het moet legaal zijn en er moet veel van verkocht worden, want die beiden kernzaken leveren banen en geld op.
Om een goede samenleving te creëren hebben we andere leiders nodig dan het huidige pakket die vaker op eigen belang van geld en macht uit zijn. Wat we nodig hebben is een systeem waar iedereen mee werkt om elkaar van de basisbehoeften te voor zien. Iedereen heeft eten, water, kleding, woonruimte, energie, scholing, gezondheidszorg, communicatie, transport en nog wat zaken nodig om een redelijk comfortabel leven te kunnen leiden. Iedereen, niemand uitgezonderd, van voetballer tot koning, van schoonmaker tot miljardair, iedereen heeft nagenoeg dezelfde basisbehoeften. Het is dan ook volkomen logisch dat iedereen er aan meewerkt om deze basisbehoeften voor iedereen te genereren. Volgens experts is een werkweek van minder dan acht uur al voldoende om dit te kunnen realiseren, mijn schatting is ten hoogste 12 uur. Er blijft dus voldoende tijd over om koning, voetballer, miljardair of iets anders te doen wat buiten deze basis valt.
Dit moet vervolgens worden ondersteund door een monetair systeem dat er voor zorgt dat deze basisbehoeften nooit in gevaar komen, hoe anders is het nu, talloze mensen komen keer op keer in de moeilijkheden wanneer zij geen werk kunnen vinden en daarbij is de huidige politiek niet te beroerd om deze mensen zonder meer hun basisbehoeften te ontzeggen. Talloze problemen voor mensen die als enig doel hebben om een redelijk leven te kunnen leiden, ook als je 40 uur werkt voor minimum loon of iets meer kun je financiele problemen krijgen.
We zijn hard toe aan nieuwe leiders, aan een nieuw monetair systeem dat een samenleving faciliteerd in plaats van frustreerd, dat we produceren naar de hoogst mogelijkle kwaliteit in plaats van prijs/kwaliteit verhouding. Want het is juist deze laatste uitdrukking die precies aangeeft waar wij mee bezig zijn. Het zegt “we kunnen eigenlijk veel beter maar het zelf bedachte monetair systeem laat het ons niet toe dat we de hoogst mogelijke kwaliteit leveren”.
Produktivisme zou op zich positief zijn omdat het aantal te produceren stuks goederen in kortere tijd gemaakt kunnen worden. Theoretisch zou het aantal te werken uren per dag dalen. Het is het renteverkeer dat ‘de economie van het voldoende’ ondergraaft. Een monetair systeem dat in dit manco voorziet, zou gebaseerd moeten zijn op elementaire voedselproductie-, verwerking en distributie door de staat. Het volgende vraagstuk zou dan het al of niet verplichte, werken zijn. In ruil voor basisvoorziening of basisinkomen, kan er iets terug worden gevraagd van de deelnemende burger. Is het onthouden van basisbehoeften dwang?
quote van Arjan: Is het onthouden van basisbehoeften dwang?
Ja, het word gebruikt als dwang middel. Een voorbeeld is de huidige WWB wetgeving. Weiger je te voldoen aan de voorwaardes van het WWB regiem, dan krijg je niks en in Nederland (of Europa) zonder geld leven is haast onmogelijk.
Zonder geld kun je bv al niet meer voldoen aan een wettelijk plicht en dat is het betalen van de zorg verzekering, je kunt ook geen eten of drinken kopen, geen dak boven je hoofd, geen kleren ect. Dus ja, je word gedwongen om het WWB wetgeving, het regiem, het verlies van rechten en de veel slechtere arbeid voorwaardes te accepteren, wil je nog kunnen overleven.
Het uitgangs punt bij het ontwerp van de bijstand was dat je in ieder geval nog de basis behoeftes kon betalen in het geval van werkloosheid of arbeids ongeschiktheid.
Tegenwoordig heb je de keus bij werkloosheid, A: het het WWB wetgeving, het regiem, het verlies van rechten en de veel slechtere arbeid voorwaardes te accepteren. B: Je weiger en krijgt niks en gaat dood, tenzij je crimineel word.
Op dit moment zijn talloze mensen afhankelijk van een uitkering, ww, bijstand, aow, wao, en noem deze allemaal maar op. Als deze mensen een full-time uitkering krijgen hoeven zij niets te doen voor hun basisbehoeften. Maar al deze mensen nemen deel aan de samenleving en zelfs al zijn zij voor de huidige wet volledig afgekeurd voor werk dan nog steeds, op een aantal uitzonderingen na, ondernemen zij nog steeds van allerlei activiteiten en hebben zij nog steeds behoefte aan het normale pakket aan basisbehoeften.
Binnen het te produceren en distribueren spectrum van basisbehoeften is een en scala aan verschillende activiteiten benodigd om dit ook daadwerkelijk voor iedereen bereikbaar te houden. Het 8 tot 12 uur werken per week zou dan ook een gemiddelde moeten zijn. Als je bijvoorbeeld een paar weken vakantie wilt kun je van te voren al een aantal weken wat extra uren maken om zo toch op dit gemiddelde uit te komen. Zo kun je ook kiezen dat je wanneer je een bepaalde leeftijd hebt bereikt je niet meer hoeft te participeren in de productie van deze basisbehoeften, je mag dan stoppen, het hoeft niet maar het mag. En als men door wilt gaan dan kan men steeds verlengen met 3 maanden zodat er niet ineens iemand wegvalt door te zeggen van morgen stop ik.
Het verlenen van diensten voor het vervullen van basisbehoeften voor iedereen wordt gedaan naar fysieke, verstandelijke, interesse en motivatie vermogens. Niemand hoeft iets te doen wat hen tegenstaat. Dan zijn er natuurlijk altijd werkzaamheden wat eigenlijk niemand wil doen. Voor deze werkzaamheden zou je een extra beloning kunnen verzinnen, zoals bijvoorbeeld dat je niet extra hoeft te werken als je op vakantie wilt. Maar dat kan natuurlijk ook andere vormen aannemen.
Er moet zo min mogelijk dwang worden toegepast, daarom is het noodzakelijk dat men dit werk met zoveel mogelijk plezier doet, de mensen die hier leiding aan geven moeten ook zoveel mogelijk aan de wensen van de mensen tegemoet komen om te zorgen dat deze gemotiveerd blijven en er zeker voor zorgen dat dit werk hen niet gaat tegenstaan. Dit is zeer belangrijk omdat iedereen werkt voor de behoeften van zichzelf en van die van anderen, hier kun je geen mensen gebruiken die dit met tegenzin doen. Echter het weigeren van dit werk mag, maar dan zul jezelf ergens je basisbehoeften vandaan moeten halen.
De samenleving die zo is ingericht werkt ook met 2 soorten geld, het eerste is het geld dat je krijgt voor je basisbehoeften, deze worden geleverd door het facilitair centrum dat iedere gemeenschap heeft en met dit geld kun je uitsluitend je basisbehoeften betalen. Er zit een maximum aan en het geld is niet overdraagbaar naar een ander persoon, behalve het geld voor kinderen dat beheerd wordt door hun opvoeders, en hoewel kinderen tot een bepaalde leeftijd niet hoeven te werken in de basisbehoeften hebben zij wel het volledige recht hierop en krijgen dus net zoveel als ieder ander persoon. Vanaf een nader te bepalen leeftijd beginnen zij aan gerichte opleidingen om goed te kunnen participeren in het spectrum van basisbehoeften.
De tweede munt eenheid is de munt voor de “vrije markt”, hier worden goederen geproduceerd en gedistribueerd die niet als noodzakelijk maar als wenselijk worden beschouwd. Deze goederen en diensten kunnen ook uitsluitend met deze tweede munt worden betaald. Het werken voor deze goederen of diensten is vrijwillig en gebeurt buiten de tijd die je in de basisbehoeften moet steken. Als je geen behoefte hebt aan deze “luxe” kun je er toch voor kiezen om een paar uur hier te werken zodat je wanneer er zich iets voordoet dat je dit dan ook aan kunt schaffen. Maar ook hier geld dat je mag sparen tot een bepaald maximum. Je kunt zeggen, oke, ik wil dit aanschaffen en ga 20 uur werken tot je dat hebt bereikt en daarna stop je weer om een ander ook een kans te geven om wat extra luxe te veroorloven.
Deze concepten zijn gebaseerd op het principe van gelijke verdeling van lusten en lasten, de ruimte hier is te weinig om deze volledig uit te werken, maar de kern is voor iedereen zichtbaar, iedereen heeft een lichaam dat op een bepaalde manier verzorgd moet worden, daarom is het ook logisch en volkomen redelijk dat iedereen hier naar vermogen en capaciteiten aan meewerkt. Het onthouden van iemands basisbehoeften is crimineel, maar het niet mee willen participeren om deze voor iedereen bereikbaar te maken is dat ook, want als je wel wordt voorzien in de basisbehoeften en anderen doen hier al het werk voor steel je de arbeid en inzet van degenen die zich hier wel voor inzetten. En dat is wat indirect op grote schaal in deze wereld gebeurt. Grote groepen mensen hoeden zich bezig met zaken die geen werkelijke toegevoegde waarde voor het welzijn van iedereen hebben terwijl anderen voor hen moeten werken zodat zij zichzelf van hun basisbehoeften kunnen voorzien. En vaak nog veel meer.
LET OP
Deze concepten lijken in de verste verte niet op de manieren hoe gemeenten op dit moment werken.
Werken moet geen dwang zijn, daar ben ik het mee eens. Maar er zijn mensen die lui zijn en niet willen werken. Die mensen zijn er best en daar moeten we wat aan doen. Ik vindt dat iedereen iets moet doen voor de samenleving. Iedereen moet bijdragen aan de maatschappij. Natuurlijk houdt dat wel in dat er werk is voor iedereen. Ook moet dat werk een eerlijk loon opleveren. Geen minimumloon arbeid, maar modaal werk voor een modaal inkomen.
Rechtse mensen en kapitalistisch links willen dwang gebruiken om mensen te laten werken. Dit is oeroud en wordt al sinds eeuwen gebruikt. In Duitsland werken veel jongeren voor nog geen 6 euro per uur. Per maand houden ze net 1000 euro bruto over!
Er moet een Europees minimumloon en maximumloon komen. Natuurlijk zal de EU dat nooit doen omdat deze Europese Unie gemaakt is voor kapitalisten en niet voor arbeiders. Persoonlijk ben ik een voorstander van een minimumloon van 1500 euro netto per maand en een maximumloon van 5000 netto per maand. Zelfs een dokter kan heel goed leven van 5000 euro netto per maand!
Beste Jorein, dit artikel gaat over de vele mensen die liever geen loonarbeid willen verrichten, die moeite hebben met de positie als arbeider die ze door het kapitalisme krijgen toegewezen. Ik vind niet dat iedereen iets moet doen voor deze maatschappij (en sowieso zijn er heel veel mensen die dat niet kunnen). Laten we eerst het kapitalisme met z’n uitbuiting en onderdrukking eens afschaffen, en dan zullen we kijken wie er nog ‘lui’ zijn… Sowieso is de vraag wie bepaalt wie lui is en wie niet. Wat is zinvol werk?
Het probleem is dat veel linksen arbeiders in deze samenleving willen dwingen tot arbeid (in welke vorm dan ook) en daarbij dus de positie van de bourgeoisie innemen. ‘Linksen’ die groepen mensen voor lui uitmaken vormen wat mij betreft een groot probleem voor de linkse beweging van onderop.
Iedereen verricht arbeid maar geen loonarbeid. Eigenarbeid, niet te verwarren met zelfhulp, behoort tot de categorie schaduwarbeid zodra het niet hiërarchisch en gedisciplineerd van aard is. Als eigenarbeid beschouw ik (lees I. Illich) alleen datgene waarmee mensen in onze tijd zich door sociale activiteiten afzetten tegen consumptie en productie. Schaduwarbeid omvat bijna alle niet betaalde vormen van arbeid en ook zwartwerk. Bovendien worden zelfverzorging en mantelzorg vaak niet als arbeid beschouwt maar het zijn wezenlijk vrijwillige werkzaamheden door en voor iedereen. Arbeid heeft een ruimere definitie dan loonarbeid. Een meerderheid verricht eigenarbeid tenzij ze dusdanig beperkt zijn dat ze aangewezen zijn op mantelzorg of professionele hulpverlening. Ik snap Jorein dat iedereen een bijdrage zou moeten leveren aan de samenleving. Toch zijn er mensen die arbeidsongeschikt zijn en hulp nodig hebben.
De linkse vertroeteling dat er ook ethische bezwaren kunnen zijn tegen loonarbeid is een ontkenning van de werkelijkheid. Loonarbeid is hoe we gedisciplineerd worden en schizoide keuzes kunnen maken. Iedereen consumeert en houdt een hierarchie en discipline in stand die onnatuurlijk is. Het afschaffen van het kapitalisme en onderdrukking zoals Eric stelt is een naïeve uitspraak. Hoe ga je dat doen? Iedereen levert vrijwillige bijdrages in eigenarbeid en schaduwarbeid. Uitkeringen worden betaald omdat er loonarbeid wordt verricht, of is er een andere uitleg mogelijk?
@Luftantenne: Natuurlijk is loonarbeid wel weg te denken, ik zou niet weten waarom niet. Ook als er bv. alleen nog maar arbeid zou worden verricht door vrije partners in collectieve ondernemingen, ontvangt de overheid nog steeds belasting over de winst die gemaakt wordt. Daarvoor kan die overheid o.a. basisvoorzieningen leveren tegen kostprijs, zoals woningen, drinkwater en energie, waardoor de kosten voor levensonderhoud een stuk lager komen te liggen dan we gewend zijn te denken.
Hallo Joke Mizée, er is van alles weg te denken maar de materiele omstandigheden veranderen hierdoor niet. Een vraagstelling in reactie op jouw standpunt is: Hoe kan je een pijl weg redeneren als die je raakt met dodelijke afloop? Mijn mening is dat jouw standpunt fatalistisch kan zijn. Ik waardeer je strijdlust maar in de praktijk heb ik vaak gedwongen keuzes moeten maken. Ik heb ook ervaring gehad met militant onderzoek en ik herken jouw beleving dat ‘loonarbeid’ niet voor iedereen werkelijkheid is. Een ‘revolution of expectations’ is mogelijk als de dialectiek tussen ‘loonarbeid’ en ‘eigenarbeid’ begrepen wordt. Als ‘eigenarbeid’ beschouw ik alleen datgene waarmee mensen in onze tijd zich door sociale activiteiten afzetten tegen consumptie en productie. In de praktijk hebben we acties ontwikkeld tegen de reintegratie-industrie maar ook samengewerkt in het locale circuit van de weggeefwinkel. Tot nu toe is het niet gelukt het kapitalisme met z’n uitbuiting en onderdrukking af te schaffen (pah!). Een ieder heeft vanuit haar of zijn positie willen samenwerken om te protesteren tegen arbeidsdwang en dat blijven we onophoudelijk doen, helaas zonder samenhang. Tijdens dit proces van de eerdergenoemde ‘eigenarbeid’ ondervinden we steeds meer onmacht. Het verschil en de dialectiek tussen ‘loonarbeid’ en ‘eigenarbeid’ wordt niet begrepen en het lukt niet om gezamenlijk beslissingen te maken die dichter bij jouw overtuiging komen. We hebben vrijwillig en gezamenlijk arbeid verricht en gratis basisvoorzieningen geleverd zoals maaltijden en het delen en herverdelen van bruikbare goederen. Er zijn door protesten strafkortingen op uitkeringen hersteld en kosten gespaard voor levensonderhoud. Eric stelt het volgende: “Het probleem is dat veel linkse arbeiders in deze samenleving willen dwingen tot arbeid (in welke vorm dan ook) en daarbij dus de positie van de bourgeoisie innemen. ‘Linksen’ die groepen mensen voor lui uitmaken vormen wat mij betreft een groot probleem voor de linkse beweging van onderop.” Ik waardeer dat ook hij de dodelijke pijl probeert te vermijden. Toch vindt ik dat zijn stellingname in het bovenstaande commentaar cynisch en moraliserend is omdat we alhier met militante onderzoek andere ervaringen hebben opgedaan en niet over bourgeoisie spreken. Met ‘eigenarbeid’ hebben we een strijdlust ontdekt die moeilijk is vol te houden. Het weggeefcircuit heeft opnieuw haar locatie verloren. Het protest tegen de reintegratie-industrie blijft verbrokkelt omdat vooral de betrokkenen het belang van ‘eigenarbeid’ niet continu bewust kunnen ervaren.
HUISVESTING, GEZONDHEIDSZORG EN ONDERWIJS VOOR IEDEREEN!
Het fenomeen van het minder gaan werken (met extremen zoals bv. een extra Blauwe Dinsdag in sommige delen van Schotland, voor zover ik me mijn werk hieromtrent herinner) werd voor het eerst bestudeerd door de Duitse sociologiepionier Max Weber: http://www.encyclopedia.com/doc/1O88-backwrdslpngspplycrvfrlbr.html .
zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Backward_bending_supply_curve_of_labour
Het socialisme heeft van in den beginne een expliciete “bijenkorf”-tendens. Meer nog deze is altijd dominant geweest. Dit is ook logisch in een visie die de reële politieke macht legt bij de “economische bijdrage” (de “arbeid” in dit geval). Indien de SP in de regering, zou ze ook zedig zwijgen over arbeidsdwang van werklozen !!
Is het Angelique van Delft nu toch gelukt om deze website op een laag pitje te krijgen?
@Luftantenne: Ik begrijp niet zo goed waar je nou heen wil. Ik reageerde op jouw laatste zin: “Uitkeringen worden betaald omdat er loonarbeid wordt verricht, of is er een andere uitleg mogelijk?”. Je suggereert daarmee een bepaalde onmogelijkheid: zonder loonarbeid geen uitkeringen. Er zijn echter samenlevingen denkbaar zonder loonarbeid maar met voorzieningen als bv. het basisinkomen. In zo’n situatie is er geen dwang tot arbeid ‘in welke vorm dan ook’, degenen die voor betaalde arbeid zouden kiezen hoeven niet in loondienst te werken en toch – in weerwil van wat jij stelt – zijn er collectieve voorzieningen. Dat de realiteit waarin we ons bevinden daar ver vanaf zit is nog wat anders, maar jij lijkt er al bij voorbaat van uit te gaan dat het zelfs in theorie niet mogelijk zou zijn.
@Eric Rossel. Eigenarbeid verrichten mensen die dagelijks ook tegelijkertijd loonarbeid kunnen verrichten. Met regelmaat brengen buschauffeurs me minder in rekening dan wat verrekend zou moet worden. Een rit van 6 euro wordt 4 euro omdat ze vinden dat de ritten te duur zijn. Ikzelf verricht ook handelingen tijdens loonarbeid die niet effecient voor de baas zijn. De strijdlust is er dagelijks!
“Het socialisme heeft van in den beginne een expliciete “bijenkorf”-tendens. Meer nog deze is altijd dominant geweest. Dit is ook logisch in een visie die de reële politieke macht legt bij de “economische bijdrage” (de “arbeid” in dit geval). Indien de SP in de regering, zou ze ook zedig zwijgen over arbeidsdwang van werklozen !!”
Het is geen statisch protest op maandag en-of dinsdag. Er is voortdurend sabotage op de werkvloer. De SP zwijgt misschien, maar ze hebben geen benul van politieke theorie. Ik bewonder de aandacht van de SP dat ze geen arbeidsdwang willen. Toch heb ik mijn twijfels omdat de plaatselijke afdelingen van de SP nauwelijks een autonomie kunnen ontwikkelen. Het zou hier ongetwijfeld anders hebben uitgewerkt als de plaatselijke SP zou kunnen doen wat ze willen.
@Vilseledd: in augustus is het altijd een beetje rustiger bij Doorbraak. Dit keer is dat nog wat meer het geval omdat een van de twee webredacteuren thuis zit na een ongeluk en de andere op vakantie is. Begin september gaan we er weer flink tegenaan. Overigens gaan de andere activiteiten van Doorbraak gewoon door.
Eerlijk gezegd vind ik het artikel van Krebbers nogal teleurstellend. Hij is bepaald a-historisch door te beweren (hij zegt het niet letterlijk, maar suggereert het wel) dat met de komst van het kapitalisme de mensen met geweld van hun productiemiddelen en land gescheiden werden. In de 16e eeuw was er echter nog geen sprake van kapitalisme, hooguit van vroeg-kapitalisme, maar dan alleen in kleine delen van Europa zoals de Nederlanden en de Italiaanse stadsrepublieken. De rest van het continent was toen nog volop feodaal en pas de Franse Revolutie zou daar een eind aan maken. Daarmee zeg ik niet dat er in vroeger tijden geen onteigening van land en productiemiddelen plaatsvond, maar dat heeft niets met het (nog niet bestaande) kapitalisme te maken. In de middeleeuwen was er, althans in onze streken, eerder sprake van een omgekeerde beweging: horigheid en lijfeigenschap maakten plaats voor vrije boeren en later voor de steden met hun opkomende burgerij. Het historische begrip ‘stadslucht maakt vrij’ is hier zeer toepasselijk.
Het is waar dat in steden als Leiden bedelaars in werkhuizen werden geplaatst. Dat had echter meer met hun onaangepastheid (en veel voorkomend crimineel gedrag) te maken; het z.g. Armenrapport’ uit 1578 dat aan de Leidse stadssecretaris Jan van Hout wordt toegeschreven, getuigt daarvan. Maar gedwongen tewerkstelling gold zeker niet voor de ‘gewone’ werklozen die op de kerkelijke bedeling waren aangewezen. Grootschalige dwangarbeid van werklozen dateert pas uit de 19e eeuw, waarbij we kunnen denken aan de praktijk van de Drentse armenkolonies van de ‘Maatschappij van Weldadigheid’.
Ook vraag ik mij af hoe Krebbers er bij komt dat de ‘arbeiders slechts drie, vier dagen per week werkten, totdat ze voldoende geld hadden om de rest van de week door te komen’. Dat veronderstelt een hoog loonpeil (want hoe moesten ze anders de rest van de week doorkomen?), maar daar was geen sprake van. Helemaal onzin is zijn bewering dat bazen hun arbeiders in fabrieken zetten om hun controle over hun arbeid te vergroten, hun werktempo te reguleren en ‘ze steeds grotere machines bouwden waaraan de arbeiders gekluisterd werden’. Alsof de stoommachines werden uitgevonden en geïnstalleerd om de arbeiders koest te houden! Welnee – ze werden geplaatst met het doel om via massaproductie de winst van de textielfabrikanten te vergroten. En los daarvan – die machinale bakbeesten konden niet worden geplaatst in de kleine huisjes van het industrieproletariaat waar voorheen de krakkemikkige weefgetouwen stonden. Hoewel de wevers van vroeger eeuwen die weefgetouwen bezaten (dus eigenaar waren van het productiemiddel) werkten ze zich kapot tegen (een zo laag mogelijk) stukloon. Het is algemeen bekend dat de Leidse lakenfabrikanten in de 17e, maar vooral in de 18e eeuw toen het economisch slecht ging, de werkzaamheden uitbesteedden aan boerenfamilies in het Gooi en Noord-Brabant omdat die bereid waren om voor een nóg lager stukloon te werken.
Maar was er dan geen sprake van arbeidsdisciplinering? Jazeker, maar dat was een middel en geen doel op zich zoals Krebbers beweert. Het doel was winst maken en vermogensaccumulatie en daarvoor was het nodig om arbeiders tegen een zo laag mogelijk loon te laten werken. De vervanging van de manufactuur door het kapitalisme bracht een steeds grotere arbeidsdeling met zich mee, evenals de noodzaak van een zo efficiënt mogelijk geleid productieproces. Disciplinering was daarbij een hulpmiddel, zoals het ook belangrijk was om een omvangrijk leger van werklozen (arbeidsreserve!) te beschikken om zo de lonen laag te houden. Maar dat heeft allemaal niets te maken met loonarbeid op zich. Sterker nog, met loonarbeid en loondienst is niets mis en veel onvrijwillige zzp-ers (met name bouwvakkers) zullen mij dat tegenwoordig nazeggen. Het is niet toevallig dat het neoliberalisme zo de nadruk legt op de vermeende, maar bedrieglijke ‘vrijheid,blijheid’ van het zelfstandig ondernemerschap en er een verschuiving plaatsvindt van loonarbeid naar zzp.
De voorbeelden die Eric geeft van de productiviteitsdalingen in Rusland en Spanje zeggen mij niet veel. Die daling viel immers samen met chaotische omstandigheden zoals burgeroorlog, economische ontwrichting en schaarste en – in de Sowjet Unie – de stalinistische terreur. Daar staat echter tegenover dat na WO 2 in de voormalige Oostbloklanden geen werkloosheid bestond. Of beter gezegd: die bestond wel, maar ze werd min of meer eerlijk verdeeld waardoor de lonen lager waren dan in de VS en West-Europa waar werklozen wel thuis duimen zaten te draaien. Ik durf zelfs de stelling aan dat de levensstandaard in de voormalige Oostbloklanden hoger was dan van de tegenwoordige Amerikaanse ‘onderklasse’, zeker wanneer men daar voorzieningen als medische zorg en onderwijs bij betrekt die in het Oostblok op een hoog niveau stonden.
De felle kritiek van Krebbers op dwangarbeid door uitkeringsgerechtigden is juist en de disciplinering speelt daarbij een grote rol. Maar dat heeft niets met goed of redelijk betaalde loonarbeid te maken, maar met het kapitalistische of zo men wil neoliberale streven om werklozen en uitkeringsgerechtigden te dwingen om voor een schandelijk minimum te werken. Waardoor er arbeidsverdringing plaatsvindt en de normale loonarbeid met bijbehorende zaken, zoals een goed ontslagrecht en redelijke pensioenvoorzieningen. In die zin ondersteun ik zijn betoog, maar dan moet hij geen a-historische argumenten gebruiken die zijn verhaal niet versterken, maar juist verzwakken.
Beste Kees, bedankt voor je kritiek. Sorry voor mijn wat verlate reactie.
Ik wilde vooral even ingaan op dit stukje: “De felle kritiek van Krebbers op dwangarbeid door uitkeringsgerechtigden is juist en de disciplinering speelt daarbij een grote rol. Maar dat heeft niets met goed of redelijk betaalde loonarbeid te maken, maar met het kapitalistische of zo men wil neoliberale streven om werklozen en uitkeringsgerechtigden te dwingen om voor een schandelijk minimum te werken.”
Het is echt goed om te horen dat je onze kritiek op de dwangarbeid deelt. Een belangrijk geluid uit de hoek van de Leidse SP, toch een partij die via college-deelname medeverantwoordelijkheid draagt voor de invoering en het doorgaan van de dwangarbeid in Leiden. Ik hoop dat jouw opvatting breder gedeeld wordt, of gaat worden in de partij. Dan zouden wij op dit gebied aan de Leidse SP meer een bondgenoot kunnen hebben, zoals dat in bijvoorbeeld in Amsterdam al het geval is in het comité DwangarbeidNee, waarin zowel Doorbraak als SP meedoen.
Het tweede deel van het citaat hierboven heeft betrekking op de discussie over loonarbeid op zich. Dat is onder de huidige verhoudingen een wat meer secundaire kwestie, lijkt me. Natuurlijk is “goed of redelijk betaalde loonarbeid” iets dat we iedereen die daar naar streeft toewensen. De tragiek is dat het Leidse dwangarbeidcentrum werklozen nauwelijks betaalde banen oplevert, en des te meer onbetaalde arbeid en disciplinering. Voor wie er daadwerkelijk in het centrum belanden dan, want het gaat daarnaast natuurlijk vooral om het opwerpen van een drempel, zoals ook wethouder Jan-Jaap de Haan graag benadrukt.
Dat je mijn artikel “teleurstellend” en op punten “helemaal onzin” vindt, is niet verwonderlijk, denk ik. Je kritiek komt vooral voort uit onze ideologische verschillen. Door onze uiteenlopende ideologische brillen bekijken we het verleden en het kapitalisme op een andere manier, vanuit een andere positie, en halen we andere aspecten naar voren.
Jij schrijft: “met loonarbeid en loondienst is niets mis”, terwijl Doorbraak juist van mening is dat loonarbeid de kern vormt van het kapitalisme, een systeem waar we vanaf willen. Het kapitalisme draait om enerzijds winststreven en het privébezit van de productiemiddelen, en anderzijds de disciplinering en noodgedwongen loonarbeid van de onderklasse. Het kapitalisme is een systeem van uitbuiting, gebaseerd op onderdrukking. (meer over onze visie op kapitalisme en crisis lees je hier.)
Wanneer je je, zoals wij, principieel keert tegen kapitalisme en dus ook loonarbeid, dan ga je in de geschiedenis natuurlijk op zoek naar momenten waarop arbeiders zich massaal en glashelder tegen de loonarbeid keerden, onder meer omdat daaruit een perspectief voor vandaag de dag naar voren kan komen. En dan kom je erachter dat juist ook links (van sociaal-democratische, communistische en zelfs anarcho-syndicalistische huize) mensen heeft gedwongen tot loonarbeid, in plaats van het kapitalisme en de loonarbeid te bestrijden. En dan zie je ook dat de arbeiders zich dan in grote getale tegen links keerden.
Gevestigd links wil die geschiedenis(sen) liever wegmoffelen, en ik heb een kleine poging gedaan om een aantal onderzoeken in die richting onder de aandacht te brengen. Natuurlijk ben ik met veel te grote passen door de geschiedenis gegaan, overigens zonder – mijns inziens – de feiten geweld aan te doen, maar dat deed ik om de interesse op te wekken in de brede waaier van onderzoeken naar verzet van onderop tegen loonarbeid en disciplinering, en dus ook tegen meer autoritair ingestelde linkse stromingen. Kees, ik zou je willen uitdagen om de vier door mij aangehaalde bronnen (onderaan het artikel) te lezen. Ik denk dat je in de daarin beschreven onderzoeken veel feiten zult tegenkomen die je mogelijk nog onbekend waren.